Een pasgeboren veulentje weet binnen enkele uren hoe hij moet staan en lopen. Vraag je ditzelfde veulentje een paar weken later voor het eerst mee te lopen aan een halster, dan heeft hij geen idee wat je van hem wilt. Na een aantal keren oefenen heeft hij geleerd om probleemloos mee te lopen. Hoe komt het dat het veulen bij het staan en lopen geen training nodig heeft, en bij het meelopen aan het halster wel?
Dit heeft te maken met aangeboren gedrag en aangeleerd gedrag, ofwel nature en nurture. Als je kijkt naar de wetenschap die zich bezig houdt met diergedrag, heb je eigenlijk twee richtingen: ethologie en psychologie. De ethologie houdt zich voornamelijk bezig met aangeboren gedrag, het instinct. De psychologie houdt zich juist meer bezig met de ontwikkeling van (aangeleerd) gedrag. Jarenlang is er een discussie geweest tussen nature en nurture, waarbij de ene partij dacht dat al het gedrag bepaald werd door aanleg (nature) en de andere partij van mening was dat dat al het gedrag door opvoeding beinvloed werd (nurture). Tegenwoordig weten we dat nature en nurture onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, je kunt het ene niet zonder het andere zien.
Maar wat is nou het verschil tussen aangeboren en aangeleerd gedrag? Over het algemeen zou je kunnen zeggen dat het verschil bepaald wordt door hoe afwijkend het nieuwe gedrag is van wat hij al wist van nature. Zoals we hierboven al noemde, heeft aangeboren gedrag te maken met het instinct van een paard. In Wikipedia staat het instinct beschreven als een soortspecifiek en erfelijk vastgelegd gedragspatroon, waarbij ervaring of leren geen rol speelt. Instinctief gedrag is gedrag dat een veulen bij de geboorte vrijwel meteen goed kan uitvoeren. Denk hierbij aan drinken, staan, rennen en hinniken. Maar je ziet veulentjes in het begin altijd stuntelen als ze proberen te staan en lopen nog wat slungelig in de rondte. Door te leren, bijna letterlijk vallen en opstaan, wordt het veulen beter in deze gedragingen. Instinctieve gedragingen zie je in situaties waarin de juiste reactie van levensbelang is. Stel je voor dat een paard wordt aangevallen door een tijger, als hij niet de juiste reactie geeft (=vluchten) wordt hij opgegeten. Omdat het te maken heeft met overleven, is het instinctieve gedrag van een dier moeilijk te veranderen.
Aangeleerd gedrag is gedrag dat meer beinvloed wordt door de omgeving en het duurt langer voor dit bij het paard bevestigd is. Leren kan omschreven worden als een verandering in gedrag als gevolg van ervaring. Er zijn verschillende manieren om gedrag aan te leren. Een veelgebruikte methode is het conditioneren. Hierbij komt gedrag onder bepaalde condities (bijvoorbeeld belonen of corrigeren) tot stand en wordt het een gewoonte. Binnen de conditionering heb je de klassieke en operante conditionering. Een bekend voorbeeld van de klassieke conditionering is de hond van Pavlov die leerde kwijlen op het geluid van een bel. Wil je meer hierover weten? Lees dan ons artikel over conditionering. Habituatie, ook wel gewenning genoemd, is de simpelste vorm van leren. Het paard raakt gewend aan een bepaalde prikkel, waardoor zijn reactie op deze prikkel minder wordt. Bijvoorbeeld als een jong paard voor het eerst een ruiter op zijn rug heeft. In het begin kan het paard gevoelig reageren, maar na enige tijd went hij aan dit gevoel en zal hij hier niet meer op reageren.
Het gedrag wat je bij een gedomesticeerd paard ziet, is het resultaat van datgene wat hij genetisch heeft meegekregen van zijn voorouders en wat hij geleerd heeft vanuit zijn omgeving. Belangrijk is om te weten dat je het genetische pakket van een paard niet kan veranderen. Bepaalde gedragskenmerken die daar mee te maken hebben, maken dat een paard bepaalde dingen niet of moeilijk kan. Zo zal niet elk paard geschikt zijn voor de topsport, omdat hij hier gewoonweg de aanleg niet voor heeft. Het is wel zo dat de omgeving invloed heeft in hoeverre een paard bepaalde gedragingen ontwikkelt. Stel je hebt twee klonen: het ene paard groeit op een kinderboederij op en het andere paard bij een sportstal. Dan zal het ene paard andere vaardigheden ontwikkelen dan het andere paard, terwijl ze dezelfde genetische achtergrond hebben. Het paard van de kinderboerderij zal bijvoorbeeld niet opkijken van schreeuwende kinderen, terwijl het paard van de sportstal hier van zal schrikken omdat hij zelden kinderen tegen komt. Aan de andere kant zal het ‘sportpaard’ misschien de beginselen van een piaff kunnen, terwijl het ‘kinderboerderij paard’ niet verder komt dan rondjes stappen en draven. Wat het paard kan en kent is zeer afhankelijk van de omgeving waar hij in opgroeit en de dingen waar hij tijdens zijn leven aan wordt blootgesteld. Nature en nurture zijn dus nauw met elkaar verbonden.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.