Een paard staat in de wei en is lekker aan het grazen. Zijn tanden scheuren het gras af, hij kauwt een aantal keer en vervolgens verdwijnt de voedselbrok in het paardenlichaam. De volgende dag zie je zijn stal weer vol met mesthopen liggen. Hoe zorgt het paard ervoor dat de grasbal getransformeerd wordt tot mestbal?

Dit is de taak van het verteringsstelsel. Het heeft als functie om voedsel te verwerken,  voedingsstoffen op te nemen en vervolgens afvalstoffen uit het lichaam te verwijderen. Een paard is een éénmagige herbivoor, wat betekent dat een planteneter is en één maag heeft. Anders dan een koe, die ook van gras leeft. Die heeft wel vier magen! Kenmerkend voor paarden is de relatief kleine maag en de sterk ontwikkelde blinde darm. Grofweg bestaat het verteringsstelsel uit het voorste en achterste verteringskanaal.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het voorste verteringskanaal begint bij de mond. In de mond wordt voedsel kleiner gemaakt door middel van kauwen en wordt er speeksel geproduceerd. Speeksel zorgt ervoor dat het voedsel zachter wordt en daardoor beter kan worden doorgeslikt. Bij mensen zorgt het er ook nog voor dat zetmeel wordt afgebroken. Dit doet het speeksel van paarden niet, dus deze vertering vindt verderop in het maag-darmkanaal plaats. Na het doorslikken komt de voedselprop via de slokdarm in de maag terecht. Tussen de slokdarm en de maag zit nog een kringspier die ervoor zorgt dat het voedsel uit de maag niet terug kan. Daarom is het voor een paard normaal gesproken niet mogelijk om over te geven of te boeren. Het voordeel van deze spier is dat het paard elk moment op de vlucht kan slaan, zonder dat de maaginhoud eruit komt.

De maag van een paard is relatief klein (8-15 liter) en is daardoor geschikt voor kleinere porties, verdeeld over de dag. In de maag begint de afbraak van koolhydraten, zetmeel en eiwitten. Dit gebeurt met behulp van enzymen (lichaamseiwitten), bacteriën en zoutzuur. Vervolgens gaat de voedselbrij door naar de dunne darm. Hier wordt het voedsel door middel van peristaltische bewegingen (een knijpende beweging) voortgestuwd. De dunne darm bestaat uit drie onderdelen: het duodenum (12-vingerige darm), jejunum en ileum. De voedselbrij wordt hier verder afgebroken en voedingstoffen zoals vetten, eiwitten en vitaminen worden opgenomen via de darmwand in het bloed. Gal wordt geproduceerd door de lever zorgt voor het afbreken van vetten. Bij  mensen wordt het gal opgeslagen in de galblaas. Zodra een persoon gaat eten en er voedsel in de darmen komt, wordt de galblaas leeg geknepen. Bij paarden werkt dit anders, zij hebben namelijk geen galblaas. Het verteringsstelsel is ingesteld op kleine hoeveelheden voedsel, de hele dag door. Het lichaam heeft dus continu een toestroom van gal nodig, opslaan is dus eigenlijk overbodig.

Vanuit de dunne darm komt het voedsel in het achterste verteringkanaal terecht. Dit begint bij de blinde darm, ook wel caecum genoemd. In de blinde darm vindt fermentatie plaats, dit houdt in dat bacteriën zorgen voor de vertering. Op deze manier is het voor paarden mogelijk om van gras en ander ruwvoer te kunnen leven. Verstoring van deze darmflora door verkeerde voeding kan voor koliek zorgen. Na de blinde darm volgt de dikke darm. Hier vindt de laatste vertering plaatst en wordt er water en voedingsstoffen opgenomen. In de endeldarm wordt nog meer water opgenomen en worden de overgebleven afvalstoffen tot mestballen gevormd. Dit wordt vervolgens uitgescheiden.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het is belangrijk om bij het kiezen van een rantsoen rekening te houden met de bouw en werking van het verteringsstelsel. Er zijn namelijk veel factoren die verstoringen kunnen veroorzaken. Denk hierbij aan de verschillende soorten koliek (gaskoliek, zandkoliek, verdraaiing van de darmen, etc.), diarree en hoefbevangenheid. Voer daarom voldoende, vezelrijk ruwvoer en geen grote hoeveelheden krachtvoer per voerbeurt (niet meer dan 3kg). Geef bij voorkeur meerdere, kleine porties verdeeld over de dag.

Geef een reactie