De vijf vrijheden van paarden

Er wordt vaak gesproken over het verbeteren van het welzijn van dieren. Als je dit hoort, weet je vaak wel dat mensen willen dat de dieren een beter leven krijgen. Maar hoe ziet dit betere leven er dan uit? Je kunt een paard niet vragen wat hij van zijn huidige leven vindt, je zult het welzijn dus op een andere manier moeten meten. Hiervoor zijn de vijf vrijheden ontwikkeld. 

 

Maar voor we kunnen bepalen hoe de welzijnstoestand van een dier is, is het handig om te weten wat welzijn nou eigenlijk is. Het is best een complex begrip, waar verschillende definities aan worden gehangen. Over het algemeen kun je zeggen dat welzijn te maken heeft met het lichamelijke en geestelijke gezondheid en welbevinden van een dier. In de diergeneeskunde wordt het als volgt omschreven: ‘Een individueel dier verkeert in een staat van welzijn als het in staat is zich actief aan te passen aan zijn levensomstandigheden en daarmee een toestand te bereiken die het individu als positief ervaart (Tijdschrift voor Diergeneeskunde, deel 134, sept 2009). Om de meetbaarheid van dierenwelzijn makkelijker te maken, heeft de commissie Brambell in 1965 de basis gelegd van de vijf vrijheden. In 1993 is de Farm Animal Welfare Council (FAWC) verder gegaan met de ontwikkeling en zijn gekomen tot de volgende vijf vrijheden: 

 

–        Vrij van dorst, honger en ondervoeding 

–        Vrij van fysiek en thermaal ongerief 

–        Vrij van pijn, verwonding en ziektes 

–        Vrij van angst en chronische stress 

–        Vrij om natuurlijk gedrag te vertonen 

 

Hoe kun je er nou voor zorgen dat een paard in een goede staat van welzijn is? 

Vrij van dorst, honger en ondervoeding 
Zorg dat een paard altijd vrije toegang heeft tot schoon drinkwater. Geef hem voldoende ruwvoer van goede kwaliteit. Dit stimuleert ook het natuurlijke gedrag van het paard, namelijk het foerageren en kauwen. Je kunt het rantsoen eventueel nog aanvullen met krachtvoer, voor de aanvulling van vitaminen en mineralen of extra energie. 

 

Vrij van fysiek en thermaal ongerief 
Dit heeft ermee te maken dat het paard in een comfortabele omgeving leeft, waarin het vrij is van ongemakken. Deze ongemakken kunnen fysiek zijn, doordat het paard bijvoorbeeld niet kan liggen, of thermaal, dit heeft betrekking op de temperatuur bijvoorbeeld een te hoge omgevingstemperatuur. Zorg daarom voor een ruime (schuil)stal waarin het paard het niet te koud of te warm heeft. Bomen of andere schuilmogelijkheden kunnen hier ook voor zorgen. Als het paard maar schaduw heeft op warme, zonnige dagen en beschutting heeft op koude, nattere dagen. Een paard voelt zich (zonder deken) het meest comfortabel tussen de -5 en 15 graden. 

 

Vrij van pijn, verwonding en ziektes
Het kan altijd voorkomen dat je paard een wondje oploopt tijdens het stoeien in de wei, of een virus oploopt op een wedstrijdterrein. Dit betekent dus niet dat er meteen sprake is van een slecht welzijn. Het gaat erom dat de kans op pijn, verwondingen en ziektes en zo klein mogelijk wordt gemaakt. Dus zorg voor een veilige omgeving, zonder scherpe uitsteeksels of andere dingen waar het paard zich aan kan verwonen, en zorg voor de juiste verzorging om ziektes zoveel mogelijk te voorkomen. Mocht het alsnog voorkomen, dan is het belangrijk dat het paard de juiste behandeling krijgt van bijvoorbeeld een dierenarts. 

 

Vrij van angst en chronische stress
Iedereen die met paarden omgaat weet dat angst en stress niet volledig te voorkomen zijn. Er hoeft maar een plastic zakje in de bosjes te wapperen en je paard schiet in de angstmodus. Dit is niet erg, deze acute stress heeft het paard ook nodig om te overleven. Echter, als deze stress langdurig aanhoudt kan dit veranderen in chronische stress. Chronische stress ontstaat wanneer het paard geen invloed kan uitoefenen op de omgeving en de situatie voor hem onvoorspelbaar blijft. Bijvoorbeeld als het paard zijn natuurlijke gedrag niet kan vertonen. Dit kan leiden tot gedragsproblemen, zoals stereotype gedrag. Het heeft ook gevolgen voor de gezondheid van een paard. 

 

Vrij om natuurlijk gedrag te vertonen
Deze vrijheid is afhankelijk van de diersoort. Een aap heeft namelijk ander natuurlijk gedrag dan een kip, en een varken leeft weer anders dan een paard. Het is daarom belangrijk om je in de aard van het dier te verdiepen. Gelukkig komen we steeds meer achter het natuurlijk gedrag en de natuurlijke behoeftes van paarden. Er zijn een aantal belangrijke aspecten voor paarden om hun natuurlijke gedrag te kunnen uitoefenen: voldoende (vrije) beweging, sociaal contact met soortgenoten, voldoende vezelrijke voeding en stalling met voldoende ruimte en licht. Het blijft voor gehouden paarden praktisch onmogelijk om volledig het natuurlijke gedrag te vertonen, maar het is wel belangrijk dat binnen het houden van paarden zoveel mogelijk aan de behoeftes wordt voldaan. 

Geef een reactie